



4 augustus
We staan op in de eerste schemering voor een boottochtje. Kinderen blijven in de hangmat. Iets verder dan gisteravond, we gaan op de motor tot en met de volgende sula, dan drijven naar de daarop volgende. Vooral veel geluiden, zoals van de boskoe (capucijnervogel) en toekans die een soort minimalistisch lied improviseren. Maar ook karakara’s en ara’s die we wel zien. Natuurlijk zwaluwen en ijsvogels. En een soort bijeneter, blauwe nek en vleugels, gele buik en zwart-witte staart.
Na het ontbijt wandelen we naar Kënepaku, weer hetzelfde pad als gisteren, waar de boten over worden gesleept. Dus redelijk recht en breed, met omgevallen bomen opgeruimd en gaten opgevuld met stammetjes. Nu zie ik ook de dingen van gisteren, zoals de betadin-boom. En een boom met harde plankwortel waar de spiegels van de boten uitgezaagd worden. David sjouwt met een accu voor de lange golf zender die de indianen en Mets gebruiken, want het pv-paneel doet het niet goed. Maar ja, ze gebruiken ook geen converter, gewoon accu rechtstreeks op het paneel met rotte draden en stekkertjes en roestige spijkers enz.
Bij de laatste sula buigt het brede pad af, dat van ons gaat smaller en steiler door langs de rivier. Tot bij een kreekje waar iemand uit Kënepaku op ons had gewacht, maar we zijn te laat. Dus steken het kreekje over en gaan een stukje door de bush om recht tegenover, in het zicht van het dorpje uit te komen, zodat David kan fluiten. Dan worden we opgehaald met een smallere kano, lichter ook, speciaal gemaakt voor de reis naar de grens (nog een serie onneembare sula’s, vandaar). Geroeid, maar wel met nieuwe spiegel voor buitenboordmotor. Later horen we het, de boot is gemaakt voor een bijbelfestijn eind augustus, dan komen er mensen van alle kanten en hiermee gaat een groep uit Brazilië worden opgehaald bij de grens. De bijbelschool is een beetje het bestaansrecht van het dorpje. De beheerder, Sineke Peredesi, woont er af en aan met ongeveer 10 mensen. Hij past ook op het kamp van Mets als daar geen groepen zijn. En eens per jaar (in de grote vakantie) is er dus een bijbelschool voor een week, en dan leeft het dorp weer voor een aantal weken.
We worden officieel verwelkomd. Krijgen rondleiding door het dorp. De airstrip is afgesloten door bomen te planten, want ze willen de ellende van de binnenlandse oorlog niet meer. (Het jungle commando verdreef de indianen en de vliegveldjes werden voor smokkel gebruikt.) De generator wordt gestart voor de accu. Pina-hut krijgt nieuw dak van de bladeren van de stekelpalm. We gaan de helling met kostgrondjes op, en er is van alles, ananas, bananen, cassave, katoen, suikerriet, ook veel fruitbomen in het dorp, met sinaasappelen, pompelmoes, cashew en manje-bomen. Van bovenaf mooi uitzicht op de Kasikasima! De kant en zijtop die wij beklommen is goed te zien.
Dan komen de souvenirs op tafel, en nog meer kasirie, en wijn van een soort paarse zoete aardappel, en sinaasappelen en pompelmoes en bananen. Het duurt nogal, vanwege de accu, en David vind het geloof ik ook wel best, dus we praten veel, en vouwen kraanvogels en vliegtuigjes voor de kinderen. Tenslotte worden we weer over geroeid, nu met een jongen erbij, net zo oud als Loes, die moet helpen roeien voor de terugtocht stroomopwaarts. We komen weer laat in het kamp, ook omdat we onderweg nog naar een boot in aanbouw gaan kijken. Wordt kleine kano voor Mets om naar een kreek te kunnen peddelen. Klinkt goed dus!
Rest van de dag luieren en zwemmen en verder rustig aan. Want morgen terug naar Palumeu.